Klaas van der Horst, secretaris van de SGTRS, verwelkomde alle aanwezigen en gaf het woord aan de Litouwse ambassadeur in Nederland, Vidmantas Purlys. Deze gaf aan hoe belangrijk het is aandacht te blijven geven aan het tachtig jaar geleden gesloten Molotov-Ribbentroppact. Hij maakte melding van EIOCO als ondersteunende organisator van deze bijeenkomst.
Vidmantas Purlys
De Litouwse historicus Kęstutis Kilinskas schetste inhoud en omstandigheden van het Molotov-Ribbentrop en de gevolgen voor de Baltische landen. Hij maakte duidelijk dat de Sovjet-Unie in de loop van 1939 enkele keren het initiatief had genomen tot een dergelijk pact, en dat uiteindelijk eind juli Duitsland liet blijken ervoor te voelen en er geen probleem mee te hebben dat de Baltische landen aan de Sovjet-invloedssfeer zouden toevallen. Litouwen werd in het geheime protocol van 23 augustus aanvankelijk aan Duitsland toegewezen (Estland en Letland aan de Sovjet-Unie) maar op 28 september kreeg de Sovjet-Unie dit land alsnog toegewezen in ruil voor meer Pools grondgebied. Stalin eiste onmiddellijk van de Litouwse regering de stationering van 20.000 Sovjet-troepen, maar tot onmiddellijke bezetting ging hij niet over, waarschijnlijk om het Westen niet tegen de haren in te strijken. Zodra Duitsland in mei 1940 de Lage Landen en Frankrijk binnenviel, greep Stalin de gelegenheid om de Baltische staten in te lijven.
Kęstutis Kilinskas
De Nederlandse historicus André Gerrits behandelde in zijn toespraak de lange-termijngevolgen van het pact. Tijdens de Koude Oorlog bleef de aandacht beperkt tot een kleine groep vakhistorici, na de Koude Oorlog laaide de aandacht vooral op na de publicatie van het Zwartboek over het communisme in 1997. In Centraal- en Oost-Europa werd de behandeling van het Molotov-Ribbentroppact nu een lakmoestest voor een nationale en democratische gezindheid. Rusland bekritiseerde dit en bleef ontkennen dat het door het sluiten van het pact en zijn geheime protocol mede-verantwoordelijkheid droeg voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Gerrits stelde dat tegenwoordig nog altijd makkelijk in termen van invloedssferen wordt gesproken maar dat het nu lastig is deze te vestigen. Wel gebruiken staten, zoals Rusland, termen als ‘zones of privilege’ en ‘zones of special prerogatives’.
André Gerrits
De voormalige Nederlandse ambassadeur in Moskou Adriaan Jacobovits de Szeged opende het forumdebat en gaf eerst de directeur van het Poolse instituut voor Internationale Betrekkingen Slawomir Dębski het woord. Deze benadrukte het blijvende belang van het Molotov-Ribbentroppact en het geheime protocol omdat het grenzen in Oost-Europa verlegde die tot op heden gelden, en omdat Rusland in 2014 bij de bezetting van de Krim en de interventie in de oostelijke Oekraïne hetzelfde argument aandroeg – ‘failed state’ – als de Sovjet-Unie in september 1939 bij de bezetting van oostelijk Polen. Hij meende dat het concept van invloedssferen ook tegenwoordig nog wel degelijk wordt gehanteerd, waarvoor hij verwees naar de Russische claim op bufferzones. Poetin meent op grond hiervan dat de Baltische staten ondergeschikt aan Rusland dienen te zijn. Tevens stellen de Russen dat misdaden tegen Russen begaan op het hele grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie onder hun jurisdictie vallen (dus dat de berechting in Moskou zou moeten plaatsvinden).
Slawomir Dębski
Onderzoeker Hugo Klijn van het Nederlandse instituut Clingendael stelde dat het Molotov-Ribbentroppact machtspolitiek gezien de beste deal was die zowel de Sovjet-Unie als nazi-Duitsland in de zomer van 1939 kon krijgen. Hij beweerde dat Stalin niet naïef was over Hitlers intentie. Aan leden van het Politburo gaf hij immers exemplaren van Mein Kampf waarin passages over verovering van ‘Lebensraum’ in het oosten waren onderstreept.
Kilinkskas benadrukte dat de Sovjet-Unie sinds 1917 op export van de revolutie uit was, deze tijdelijk had moeten stoppen, en in het Molotov-Ribbentroppact een kans zag deze export voort te zetten.
Jacobovits de Szeged wees er in verband met tegenwoordige invloedsferen op dat Rusland nog altijd de term ‘post Soviet space’ gebruikt.
Tijdens de discussie met de aanwezigen in de zaal stelde onder anderen Patrick van Schie van EIOCO de vraag of de Sovjet-Unie en nazi-Duitsland met de verdeling van andere landen in hun invloedsferen niet gebruikelijke oude grote mogendheden-politiek bedreven? Het korte termijneffect van het geheime protocol was immens – het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, de deportaties vanaf juni 1940 van Balten naar Siberië, de moord door de Sovjets op Poolse officieren in Katyn etc. – maar waren voor de lange termijn – de verdeling van Europa tijdens de Koude Oorlog – het akkoord van Yalta en de posities van de geallieerde legers in continentaal Europa in 1945 niet veel belangrijker? Met dit laatste stemde Gerrits volledig in: bepalend voor ‘the divide’ was wiens leger zich waar bevond. Met betrekking tot de eerste vraag wees Debski op een gesprek dat de Russische ambassadeur in Londen Maisky in juni had met de Britse minister van Buitenlandse Zaken Halifax. Maisky gaf aan een eigen Monroe-doctrine in Europa te willen, waarop Halifax zei: zo doen wij dat niet meer. Dit laatste was toch een indicatie dat mensen al een betere wereld wilden.
Jacobovits de Szeged sloot de bijeenkomst af met een opmerking over de Amerikaanse rol. De Amerikanen waren al op de hoogte van de besprekingen over het Molotov-Ribbentroppact maar deden niets en lichtten Groot-Brittannië en Frankrijk pas laat in.
De bijeenkomst werd door tussen de vijftig en zestig belangstellenden bezocht, onder wie diplomaten uit verschillende Centraal- en Oost-Europese landen, alsmede door veel studenten.
Foto’s: Vidmantas PURLYS, de Litouwse ambassadeur in Nederland. © Copyright. Alle rechten voorbehouden
Tekst: EIOCO, © Copyright www.EIOCO.nl, 2019. Alle rechten voorbehouden
Follow Us!