door Patrick van Schie
In de Sovjet-Unie heerste de dictatuur van het proletariaat, in de officiële communistische lezing. Deze dictatuur heeft echter nooit bestaan, schreef de dissidente Moskouse hoogleraar Michael Voslensky die goed bekend was in de heersende kringen van de Sovjet-Unie. De heerschappij van het communisme betekende natuurlijk wel degelijk een dictatuur, maar het was de dictatuur van de nomenklatoera, de heersende partij-elite. Deze elite had niets met arbeiders en boeren of met welk gewoon volk dan ook te maken maar leefde in afzondering daarvan in een luxe die het volk stelselmatig werd ontzegd.
Voslensky publiceerde zijn boek in eerste instantie in 1970 in de samizdat, illegale blaadjes die in de Sovjet-Unie circuleerden. Nadat hij naar het Westen wist uit te wijken maakte hij er een boek van dat – geupdate voor de jaren zeventig onder Brezjnev – in 1980 in vele talen in het Westen verscheen.
Lenin als stichter van de nomenklatoera
Het ontstaan van een nomenklatoera was niet een uitwas van de Stalin-periode, zo liet Voslensky in zijn boek zien, maar het was het directe gevolg van de door Lenin aangebrachte wijzigingen in het marxisme. Lenin vertrouwde helemaal niet op de revolutionaire gezindheid van de arbeidersklasse, en al evenmin op die van de boeren, maar vond dat een ‘voorhoede’ van bolsjewistische partijleiders de weg moest wijzen en revolutie moest maken. Hij wilde bewust ook niet wachten tot het moment dat Rusland volgens de oorspronkelijke marxistische leer in de fase zou zijn beland waarin de tijd rijp was voor een socialistische revolutie, want dan zou hij die in zijn leven nooit meemaken. Hij wilde zelf dictator kunnen worden, en liep daarom met de machtsgreep in oktober/november 1917 mijlenver op de door Marx voorziene ontwikkeling vooruit.
Ook het leven in weelderige luxe van de partijtop was geen latere uitwas. Lenin zelf liet al een van de paleizen van een adellijke familie in beslag nemen en verordonneerde dat er aan de weldadige inrichting niets mocht veranderen. Hij wilde er zelf van genieten en deed dit dan ook volop. Dat er na de Russische Revolutie van 1917 direct een nomenklatoera ontstond is geen vinding van Voslensky, zo erkent de auteur zelf. Hij wees op het in de jaren vijftig verschenen boek over een ‘nieuwe klasse’ van de Joegoslaaf Milovan Djilas, die het fenomeen echter volgens Voslensky niet geheel doorgrondde. Maar Voslensky gaf in zijn boek ook enkele nog vroegere voorbeelden. De vroegste die hij noemde betrof een beschrijving door de linkse sociaal-revolutionair Stejnberg, die zelf als volkscommissaris voor Justitie in de eerste regering-Lenin had gediend. Hij schreef in 1923 over de kloof tussen de (nieuwe) ‘heersers’ en de ‘beheersten’. Die werd gekenmerkt aan de ene kant door “beschimping van mensen en kleinzielige kwaadaardigheid, geborneerde wraakzucht en sectarisch wantrouwen, een steeds groter wordende verachting van de ondergeschikten” en aan de andere kant door “neergeslagenheid, vrees, angst voor bestraffing, onmachtige woede, stille haat, strooplikkerij”. Deze twee nieuwe klassen zijn van elkaar gescheiden door “een diepe sociale en psychologische afgrond”, aldus Stejnberg.
Wie vormden de nomenklatoera?
De nomenklatoera bestond volgens Voslensky in de meest strikte zin uit de ongeveer 250.000 hoogste partijbazen die op een of andere manier politieke besluiten namen, waarbij in gedachten moet worden gehouden dat in een extreem hiërarchische communistische partij veel van deze ‘beslissers’ eigenlijk niet meer deden dan het uitvoeren van in de allerhoogste top – Politburo en Centraal Comité van de CPSU – genomen beslissingen. Tegelijkertijd werden in regionen onder de allerhoogste top veel besluiten voorbereid; de top vergaderde niet voortdurend over van alles en nog wat maar bekrachtigde in nogal wat gevallen slechts de in wat lagere regionen voorbereide besluiten. Wat ruimer genomen bestond de nomenklatoera ook uit economische bazen (bv. directeuren van grote fabrieken of leiders van kolchozen), KGB-officieren en dergelijke; met hun familieleden erbij hooguit 3 miljoen personen oftewel nog niet 1½% van de bevolking. Dat waren ook niet eens alle partijleden, in de jaren zeventig waren dat er 17 miljoen. Het lidmaatschap van de communistische partij (de CPSU) was wel een voorwaarde om tot de nomenklatoera te kunnen worden toegelaten, maar als zodanig lang niet genoeg.
Volgens de marxistische leer bestaat de heersende klasse in een kapitalistische maatschappij uit grote fabrikanten en kooplieden die worden gedreven door geldzucht, door een streven naar winst. Voslensky stelt dat zij zich daarmee uitsluitend in economisch opzicht voordelen boven andere burgers kunnen verwerven. In politiek, cultureel en juridisch opzicht blijven zij gelijk aan minder fortuinlijke burgers. In een kapitalistische maatschappij is en blijft iedereen namelijk voor de wet gelijk.
Het ultieme streven van de heersende klasse in een socialistische (communistische) maatschappij is niet naar geld maar naar macht. Elk lid van de nomenklatoera streeft naar macht en naar carrière maken in de partij, dat wil zeggen meer macht verwerven. Wie eenmaal macht heeft kan alle voorrechten genieten, zowel in economisch opzicht als in sociaal, psychologisch – het genot van machtsuitoefening – en juridisch opzicht. In een communistische maatschappij gelden voor de leden van de nomenklatoera en voor de rest van de bevolking in allerlei opzichten verschillende regels.
De nomenklatoera als uitbuitersklasse
“Men vraagt ons: onder het kapitalisme wordt de mens door mensen uitgebuit. Hoe zit dat onder het socialisme? Wij antwoorden: onder het socialisme is het omgekeerd.”
Met dit citaat opent Voslensky zijn hoofdstuk waarin hij beschrijft dat in de Sovjet-Unie de nomenklatoera de nieuwe uitbuitende klasse vormt. Inwoners van de Sovjet-Unie lazen geregeld in hun kranten of ze hoorden in het staatsjournaal dat in kapitalistische landen zoveel procent rond het bestaansminimum leefde. Zij hadden, tenzij ze toegang hadden tot Westerse media, geen benul hoe de gemiddelde Westerse burger leefde. Het overgrote deel van de bevolking in de Sovjet-Unie leefde zelf rond het bestaansminimum en zou slechts likkebaardend hebben gekeken naar het bestaansniveau van Westerse arbeiders. Ja, inwoners van de Sovjet-Unie hadden gegarandeerd een baan (of ze waren te werk gesteld in de goelag…) en ja, ze hadden recht op een woning tegen een lage huur. Maar wie niet tot de nomenklatoera behoorde mocht over maximaal 9 vierkante meter per persoon beschikken. Beschikte iemand over meer dan dat, dan hem dit meerdere afgenomen. In werkelijkheid beschikte een gemiddelde gewone inwoner van de Sovjet-Unie zelfs over niet meer dan 7 vierkante meter woonoppervlakte per persoon.
Veel voedingswaren die in het Westen heel gewoon waren, waren in de Sovjet-Unie – voor de gewone onderdanen althans – schaars of in het geheel niet te verkrijgen. Voor wat er aan consumptiegoederen wel te verkrijgen was moest men vaak lang in de rij staan. En dan waren de producten van beduidend slechtere kwaliteit dan de Westerse waren. Die laatste waren slechts in speciale winkels te verkrijgen waar men met Westerse valuta diende te betalen. Maar hoe kwam een doorsnee arbeider in de Sovjet-Unie aan Westerse valuta? Communistische landen zijn in ieder geval de enige landen waar iemand met vreemde valuta meer kan kopen dan met de eigen valuta.
Marx leerde dat de ‘meerwaarde’ die een arbeider leverde in kapitalistische landen door de bourgeoisie wordt afgeroomd. Dit klopte noch in theorie – de waarde van een product of dienst wordt in werkelijkheid bepaald door wat consumenten ervoor over hebben – noch in de praktijk – Westerse arbeiders waren na de Tweede Wereldoorlog relatief welvarend. In socialistische landen wordt de ‘meerwaarde’ daarentegen wel volledig van de arbeiders en de boeren afgeroomd. Deze ‘meerwaarde’ wordt niet geïncasseerd door afzonderlijke leden van de elite maar door de nomenklatoera als heersende en daardoor uitbuitende klasse.
De nomenklatoera als geprivilegieerde klasse
Formeel lagen de lonen van de leden van de nomenklatoera niet zoveel hoger dan die van arbeiders en boeren. Was er dus althans meer gelijkheid in de Sovjet-Unie gerealiseerd? Allerminst. Leden van de nomenklatoera genoten een welvaart waarvoor zij vaak niet met geld hoefden te betalen. Zij kregen bijvoorbeeld zonder enige betaling maaltijden aan huis afgeleverd vol lekkernijen waarvan de gewone burgers niet eens durfden te dromen. En die maaltijden waren altijd groot genoeg voor het hele gezin. Leden van de nomenklatoera hadden toegang tot speciale eetgelegenheden, vol exquise gerechten. Zij leefden voorts in veel grotere woningen dan de eenvoudige Sovjet-burgers. Daarnaast kregen zij de beschikking over speciale datsja’s (buitenhuizen) in afgeschermde enclaves. Sowieso mengden zij zich niet onder de gewone mensen. Van hun huizen werden zij naar hun kantoren, speciale vakantieoorden, sanatoria en zo nodig ziekenhuizen gereden in luxe auto’s die gewone inwoners alleen maar voorbij zagen zoeven.
Hét status-symbool van een bestuurder die tot de nomenklatoera behoorde was de telefoon, of liever nog een reeks telefoons op zijn bureau. Er waren speciale telefoons die toegang gaven tot hoger geplaatsten. Die telefoons konden niet worden afgeluisterd, door gewone burgers…..; zij werden altijd afgeluisterd door de KGB (of een van zijn voorgangers). De telefoons dienden ook om bevelen te geven aan lager geplaatsten. Want dat gaf een lid van de nomenklatoera genoegen: hij kon ondergeschikten commanderen. Dat gaf bevrediging.
Zo leefde de nomenklatoera in weelde, afgezonderd van de rest van de bevolking. Wie lid was van de heersende, uitbuitende klasse leefde gerieflijk. Maar niet onbezorgd. De andere leden van de nomenklatoera waarmee men omringd was, waren namelijk geen echte kameraden maar concurrenten die aasden op jouw positie of op een hogere functie die jij zelf ambieerde. Andere leden van de nomenklatoera gedroegen zich als ratten, die ten koste van wie dan ook deelnamen aan de ratrace. Geen grotere angst voor een lid van de nomenklatoera dan uit deze bevoorrechte klassen te worden gestoten (of in het ergste, maar niet uitzonderlijkje, geval in een kamp te belanden of onder Stalin te worden geëxecuteerd).
De nomenklatoera als parasitaire klasse
De communistische planeconomie als zodanig remde de economische groei en de gemiste welvaart enorm, los van alle menselijke ellende en de beroving van vrijheid. Het grootste deel van de afgeroomde ‘meerwaarde’ van arbeid die van gewone onderdanen werd geëist ging naar het onderdrukkende apparaat: het leger, de geheime diensten, de kampen in de goelag en de gevangenissen voor andersdenkenden, en de partijbonzen die geen nuttige arbeid aan de maatschappij verschaften. Zo moest een gewone inwoner van de Sovjet-Unie zwoegen om een apparaat te onderhouden dat hem onderdrukte, hem zijn vrijheid en kansen op welvaart en welzijn benam. De nomenklatoera ontwikkelde zich uiteindelijk tot een parasitaire klasse.
Voslensky wijst er in zijn boek op dat achter elke functionaris (partijsecretaris, minister et cetera) een reeks plaatsvervangers stond. Die deden het werk, of hún ondergeschikten deden dat voor hen. Wie boven in zat voerde weinig uit behalve het onderhouden van contacten om hogerop te kunnen komen of ten minste zijn huidige positie veilig te stellen. Voslensky herinnert zich een gesprek met een ambtenaar uit Oostenrijk, uit de tijd dat hij zelf nog in Moskou woonde en voordat hij besefte hoe vreemd dat systeem vol plaatsvervangers was. “Wie is bij jullie de plaatsvervanger van de minister?”, vroeg hij aan zijn gespreksgenoot. Die antwoordde dat er geen plaatsvervanger was. “Maar wie doet dan het werk van de minister?’, vroeg Voslensky verbaasd. “De minister werkt zelf”, luidde het even verbaasde antwoord. Natuurlijk heeft een Westerse minister medewerkers die allerlei zaken voor de minister voorbereiden, maar dat betekent niet dat de minister in het Westen niets uitvoert. Zo is het echter wel in een communistisch land. Bovenin heerst een partij-elite die parasiteert op de arbeid die de gewone man en vrouw leveren en waarvoor zij weinig meer krijgen dan het apparaat dat hen blijft onderdrukken en uitbuiten.
Follow Us!