Het werkelijke leven in de Sovjet-Unie onder Stalin

Onthullingen door een ervaringsdeskundige in 1946-47: Victor Kravchenko’s Ik verkoos de vrijheid

 

Patrick van Schie

 

In april 1944 liep een hoge functionaris van de ‘handelsdelegatie’ van de Sovjet-Unie in de Verenigde Staten over. Victor Kravchenko, een ingenieur, had tot taak in het kader van Lend Lease-leveranties tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de Sovjet-Unie – dat was grootschalige materiële steun die de Verenigde Staten hun bondgenoot van dat moment verstrekten – de metalen die geleverd zouden worden reeds in de Amerikaanse fabrieken te bestuderen. Lees tevens: zoveel mogelijk economische spionage te bedrijven. Het was heel wat als een Sovjet-burger naar ‘de hoofdvesting’ van het kapitalisme mocht. Kravchenko was van tevoren dan ook talloze keren ondervraagd op zijn levensloop en zijn politieke opvattingen. Bovenal had de NKVD (de voorloper van de KGB) zijn dossiers grondig doorgespit. De geringste inconsistentie of verspreking had een streep door zijn reis kunnen zetten, of erger. Maar Kravchenko mocht in 1943 afreizen en kon daardoor enkele maanden later zijn plan, dat hij zelfs voor zijn vrouw geheim had gehouden (om haar na zijn vertrek enigszins te beschermen), ten uitvoer leggen: overlopen om te ontsnappen aan het vreselijk onderdrukkende regime in zijn land en om een boekje aan de vrije wereld daarover open te doen.

Dat werd overigens een kloek boek. Het verscheen nu 75 jaar geleden in het Engels, onder de titel I chose freedom. Er volgden edities in diverse talen. In 1947 verscheen ook een editie in het Nederlands: Ik verkoos de vrijheid. Het boek werd een bestseller. Tegen de auteur, die in de VS door Sovjet-spionnen dreigend achterna werd gezeten, werd in Frankrijk een proces aangespannen door een obscuur communistisch blaadje, zogenaamd omdat het boek leugens zou bevatten. De klachten van het communistische blaadje werden verworpen, maar Kravchenko had er wel een hoop gedoe aan.

Er was de Sovjet-Unie en haar communistische handlangers in het Westen alles aan gelegen de auteur zwart te maken. Onder het grote publiek in de Verenigde Staten en in andere Westerse landen heerste zo kort na de Tweede Wereldoorlog grote bewondering voor de Sovjet-Unie en nogal wat Westerlingen geloofden in de communistische propaganda dat een socialistische heilstaat vol overvloed en gelukkige arbeiders en boeren was gerealiseerd. Het boek van Kravchenko wierp licht op de bittere werkelijkheid van een volk dat werd kleingehouden, voortdurend bespioneerd en afgebeuld door een tiranniek regime. Kravchenko was verbijsterd te moeten ontdekken hoe groot de onwetendheid daarover in het Westen was en hoe makkelijk als gevolg daarvan menigeen de propaganda van en over de Sovjet-Unie voor zoete koek slikte.

Wie kritiek uitte op het Sovjet-systeem werd steevast afgeschilderd als ‘agent van het imperialisme’, ‘bourgeois’, ‘contra-revolutionair’ en wat dies meer zij. Zo trachtten de Sovjet-Unie en haar fellow-travellers ook Kravchenko na zijn overlopen af te schilderen. Het verhaal van Kravchenko was echter des te geloofwaardiger omdat hij als zoon van een partijloos [dat was voor de communisten overigens al wel erg laakbaar] revolutionair die onder de tsaren reeds tien jaar gevangen had gezeten, van onverdacht ‘proletarische’ komaf zich zelf al vroeg voor ‘de revolutie’ (het nieuwe communistische regime) inzette en in 1929 op 24-jarige leeftijd lid van de Communistische Partij was geworden. Zijn vader sprak hem daar privé wel op aan (in het openbaar kon dat eind jaren twintig allang niet meer). Zijn vader had namelijk heel snel ingezien dat het nieuwe bewind erger was dan het tsarisme. Als Victor in een discussie met zijn vader wijst op de nieuwe fabrieken, mijnen en spoorwegen die onder het communisme worden gebouwd, antwoordt zijn vader: ‘Maar men maakt geen revoluties om fabrieken en spoorwegen te krijgen; men maakt ze voor de mensen. Het zijn de rechten en vrijheden van de mens, waar het op aan komt. Zonder deze, zonder de menselijke waardigheid, zijn de mensen slaven, hoe geïndustrialiseerd hun gevangenis ook moge zijn.’

Zoon Victor raakte door zulke discussies geïrriteerd, maar misschien wel te meer omdat hij diep in zijn hart wist dat zijn vader de spijker op de kop sloeg. Niettemin maakte hij onverdroten lange dagen als ingenieur om de industrie op te bouwen. Begin jaren dertig kreeg hij een opdracht op het Oekraïense platteland. Daar nam hij met eigen ogen waar wat de strijd tegen de ‘koelakken’ in het kader van de collectivisatie van de landbouw betekende. Boeren met niet meer dan een paar stuks vee werden daarvan beroofd, evenals van het graan dat zij oogstten. De partij nam alles in beslag en wie iets verborg om althans zijn gezin te kunnen voeden, werd afgeranseld en veelal gedeporteerd. De Oekraïne, ooit een graanschuur, werd het toneel van een massale hongersnood.

Het zette Kravchenko aan het twijfelen. In zijn hoofd knaagde de stem van zijn vader, die hem had voorgehouden zich nooit te laten misleiden door woorden en beloftes van ook revolutionaire machthebbers maar steeds te kijken naar het feitelijke lot van gewone mensen. Om te zorgen dat de boeren fit genoeg waren de oogst binnen te halen, had Kravchenko hen wat extra voedsel toegestaan. Dit was officieel diefstal van het collectief. Het kwam hem op een vooralsnog vriendelijk bedoelde reprimande van zijn meerdere te staan: ‘Er is een strijd op leven en dood gaande tussen de boeren en ons regime. Dit jaar was een toetssteen voor onze kracht en hun uithoudingsvermogen. Een hongersnood heeft hun aan het verstand moeten brengen wie hier de baas is. Het heeft miljoenen levens gekost, maar het collectieve boerenbedrijf zal thans blijven bestaan. Wij hebben overwonnen. Ik ben bang dat je hart sterker spreekt dan je verstand, kameraad Kravchenko. Als iedereen zo weekhartig was als jij, zouden we deze strijd waarschijnlijk niet hebben gewonnen.’

Op deze manier werden steeds de wreedheden van het communistische regime vergoelijkt. In de strijd ter verwezenlijking van het socialisme, was er geen ‘plaats voor overgevoeligen’ en al helemaal niet voor ‘slap liberaal humanisme’. Er was, zo merkte Kravchenko, als het erop aan kwam evenmin plaats voor vriendschap, liefde of welke positieve menselijke relatie ook; de Partij ging boven alles. En de Partij, dat waren de beslissingen van het Politburo, en dan in het bijzonder die van één man: Stalin. Iedereen diende deze beslissingen onverwijld uit te voeren. Twijfels of tegenwerpingen werden opgevat als kritiek op de partij, en dat werd dan algauw gebrandmerkt als een contrarevolutionaire activiteit of als ‘kapitalistische sabotage’. Een ernstig vergrijp.

Na de moord op de Leningradse partijchef Kirov eind 1934 brak de Grote Terreur uit. Stalin begon massaal partijleden uit de weg te ruimen, van degenen die meer dan hij een vooraanstaande rol hadden gespeeld in de ‘oktoberrevolutie’ (de staatsgreep door de bolsjewieken) van 1917 tot aan allerlei kleinere partijbaasjes. De NKVD was oppermachtig [al vielen twee opeenvolgende KGB-chefs, Jagoda en Jezhov, zelf na veel vuil werk te hebben opgeknapt eveneens aan de zuiveringen ten prooi; PvS]. Kravchenko zag hoe mensen met wie hij had gewerkt valselijk werden beschuldigd van sabotage, spionage en dergelijke, door lieden die zo met oude vijanden af probeerden te rekenen en/of aldus hogerop trachtten te komen. Vaak lukte dit.

Kravchenko werd zelf ook enkele malen beschuldigd, maar wist dit deels met schriftelijke bewijzen en deels doordat hij bescherming genoot van Politburolid Ordzjonikidze te weerstaan. Die bescherming viel echter weg toen Ordzjonikidze in 1937 plotseling stierf, officieel aan een hartaanval [hoogstwaarschijnlijk werd hij pal na een ruzie met Stalin vermoord; PvS]. Kravchenko’s vijanden zetten wederom de aanval in. Wekenlang onderging hij na lange werkdagen verhoren op een NKVD-kantoor. Maar hoezeer dit hem ook afmatte, hij brak niet. Uiteindelijk was zijn eigen lot voor Sovjet-begrippen niet eens al te beroerd. Hij werd in lagere rang elders te werk gesteld. Na verloop van tijd belandde hij in de Oeral waar hij een nieuwe fabriek moest opbouwen op een onmogelijke plek. Die plek was door de centrale planningsinstanties in Moskou aangewezen, zonder enige kennis van de lokale situatie.

Vooral in de Oeral zag hij hoe het ‘arbeidersparadijs’ de Sovjet-Unie inmiddels draaide op massale slavenarbeid. Mensen konden voor het minste of geringste tot zulke arbeid worden veroordeeld: een vermeende ‘contrarevolutionair’ of ‘trotskist’ in de familie, een ‘foute’ etnische achtergrond (zoals bijvoorbeeld talloze Balten na de bezetting van hun land door de Sovjet-Unie moesten ervaren), een kwartier te laat komen op het werk; het leverde al gauw een vonnis van minstens vijf of tien jaar werkkamp op. Het systeem was er ook op gericht voldoende slaven aan het werk te zetten; op het ‘hoogtepunt’ was 10% van de hele bevolking (babies en bejaarden incluis) tot slavenarbeider gemaakt. Kravchenko merkte op dat het lot van deze slaven nóg treuriger was dan dat van de slaven vroeger in de Verenigde Staten. Die hadden tenminste nog economische waarde, waardoor zij voldoende werden gevoed om te kunnen werken. In de Sovjet-Unie waren de tot slaaf gemaakte mensen  letterlijk wegwerpartikelen.

Het Molotov-Ribbentroppact van augustus 1939 kwam als een schok. Ineens was het nationaal-socialistische monster Hitler-Duitsland een bondgenoot van de Sovjet-Unie. De overwinningen van Hitlers legers werden nu in de Pravda en andere partijorganen bezongen. Dat de oorlog na juni 1940 (toen West-Europa onder de voet was gelopen) voortduurde, lag volgens de Sovjet-propaganda niet aan Hitler maar aan de duistere kapitalistische mogendheden, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Het ergst van al was volgens Kravchenko dat de 22 maanden tussen het pact en de voor Stalin volkomen onverwachte Duitse aanval op de Sovjet-Unie in geen enkel, opzicht werden benut om het Rode Leger te versterken. En het eerste dat het regime deed nadat het van de klap dat Hitler de Sovjet-Unie in de luren had gelegd bekomen was, was niet de defensie alsnog op orde te brengen maar grootschalig arrestaties laten verrichten door de NKVD onder de eigen bevolking. Dat de Sovjet-Unie Duitsland wist te verslaan, was niet aan het regime te danken maar aan de patriottische inzet van de Sovjet-onderdanen, ondanks de misslagen en de terreur van het regime.

Kravchenko was het communistische regime inmiddels stevig gaan haten. Zijn vader had al die tijd gelijk gehad. Maar dat kon hij natuurlijk niet openlijk laten blijken. Zijn carrière verliep juist voorspoedig. Hij werd een hoge ambtenaar van de regering (die in de Sovjet-Unie slechts een uitvoerend orgaan van de partij was). Zo kwam hij te zetelen in een prachtig kantoor in Moskou, met eigen NKVD-bewakers voor de deur van zijn werkkamer (die bij zijn afwezigheid zijn ‘persoonlijke’ kluis doorzochten). Hij maakte lange werkdagen maar kreeg in een hongerend land goed te eten en toegang tot speciale winkels met Westerse producten. Zijn secretaresse en persoonlijke bediende op zijn kantoor brachten hem elke ochtend een uitgebreid ontbijt. Hij liet telkens de helft staan zodat de vermagerde secretaresse en bediende om beurten zelf wat meer dan hun standaard rantsoen te eten konden krijgen, bijvoorbeeld vlees en eieren.

In 1943 mocht Kravchenko, nadat zijn doopceel aan alle kanten was belicht, op ‘handelsmissie’ naar de Verenigde Staten. Tevoren werd hij uitvoerig gewaarschuwd voor de verleidingen waaraan de sluwe kapitalisten hen zouden blootstellen. Vooral het vrouwelijk schoon werd duidelijk gevreesd. In het Canadese Vancouver zette Kravchenko voor het eerst voet op vreemde bodem. Hij onderging er de schok die vele burgers die voor het eerst in het Westen kwamen zouden krijgen. Volle etalages, alles wat in de Sovjet-Unie ontbrak was in overvloed te krijgen. En het winkelpersoneel was nog uitermate vriendelijk ook. Hij vroeg aan een willekeurige arbeider wat zijn maandloon was. Het bleek dat van een paar leren schoenen dat áls het in de Sovjet-Unie al te verkrijgen was het een arbeider tien maandlonen zou hebben gekost, de Canadese arbeider van zijn maandloon er dertig paar kon kopen.

Waar in de Sovjet-Unie mensen elkaar hadden leren wantrouwen – elke onvoorzichtige opmerking kon immers tot arrestatie leiden – viel het Kravchenko op hoe open en vriendelijk de Canadese en Amerikaanse burgers waren. Zij spraken weinig over politiek. Maar helaas waren zij eveneens ongelooflijk onwetend over de ware aard van het communisme in de Sovjet-Unie. In zijn boek neemt Kravchenko dit onder meer de Amerikaanse ambassadeur in Moskou (tussen 1936 en 1938) Joseph Davies kwalijk. Die had inderdaad na terugkeer van zijn post een propagandaboek voor de Sovjet-Unie gepubliceerd, dat in de Pravda vol lof werd besproken. Davies speelde echter een nog veel kwalijker rol. Nadat Kravchenko in april 1944 was overgelopen, lobbiede Davies bij president Roosevelt om Kravchenko aan de Sovjet-Unie uit te leveren. Davies moet hebben geweten dat Kravchenko in dat geval zou worden gemarteld en vermoord. Gelukkig legde Roosevelt Davies’ suggestie naast zich neer.

Kravchenko’s boek werd als gezegd een bestseller. Het zorgde ervoor dat bij een deel van het Westerse lezerspubliek de ogen werden geopend voor de ware aard van het Sovjet-regime. Met de schrijver liep het minder goed af. In 1966 werd hij, op 60-jarige leeftijd, met een kogel in zijn hoofd aangetroffen in zijn New Yorkse appartement. President Johnson liet de zaak door de FBI onderzoeken. Volgens de FBI was het zelfmoord. Toch is de twijfel gebleven. Bekend is immers dat de KGB, de opvolger van de NKVD, Kravchenko in de VS was blijven achtervolgen. Het is daarom niet uitgesloten dat hij door het communistisch regime in Moskou jaren na zijn vlucht alsnog is geliquideerd.