Boeksignalement: Jasper Becker, Why communism failed (Londen, 2022) ISBN 9781787388062; prijs € 28,99
door Patrick van Schie
Waar het communisme ook is geprobeerd, overal heeft het geleid tot verarming – behalve voor de partijelite en de daarmee verbonden leiding van de ‘veiligheids’-apparaten (leger en inlichtingendiensten) – en vaak hongersnoden, met in alle landen bij elkaar vele tientallen miljoenen dodelijke slachtoffers tot gevolg. Vreemd genoeg is het besef hiervan gering. In veel Westerse landen worden in het onderwijs de hongerdoden die in het verleden in communistische landen zijn gevallen, áls ze al worden belicht, vaak aan externe factoren toegeschreven in plaats van aan de economische politiek die steeds werd opgelegd door de communistische regimes zelf. En ook indertijd geloofde menigeen in het Westen dat de Sovjet-Unie, China onder Mao, de DDR en ga zo maar voort het economisch beter deden dan de ‘kapitalistische’ landen.
Jasper Becker, een journalist die jarenlang publiceerde in de South China Morning Post (een krant die in Hongkong verschijnt) maar ook in Britse bladen als The Guardian, The Economist en The Spectator, verbaast zich erover in zijn boek Why communism failed. Dat een communistische economie niet goed kon werken, werd al vroeg voorspeld door economen uit de Oostenrijkse school. Daarbij noemt de auteur in het bijzonder Ludwig von Mises die in zijn in 1922 gepubliceerde boek Die Gemeinwirtschaft, in het Engels vertaald als Socialism, aangaf waarom een planeconomie niet kán werken. Heel kort samengevat luidde de stelling van Von Mises dat zonder prijssignalen – omdat communistische regimes prijzen niet in vrijheid lieten bepalen door vraag en aanbod maar willekeurig centraal vaststelden – niemand weet wat en in welke hoeveelheden er aan goederen (en voor zover daar onder het communisme al sprake van kan zijn: aan diensten) moeten worden geproduceerd.
Papieren groeicijfers
Het van bovenaf willekeurig prikken van streefcijfers voor de productie leidde niet alleen tot een focus op kwantiteit onder vaak volledige verwaarlozing van de kwaliteit van de producten, en tot een nadruk op de zware industrie ten koste van de consumentengoederen, het bracht de lagere echelons in het systeem bovendien tot een
enorm gesjoemel met de cijfers. Niemand durfde de communistische leiders aan de top te vertellen dat de daar vaak onrealistisch hoog vastgestelde streefcijfers bij lange na niet waren gehaald, dus verzon men dat ze wel waren gehaald of zelfs waren overtroffen. Bij controles ter plaatse door de partijtop nam men zijn toevlucht tot het tijdelijk lenen van goederen uit een naburige regio om de productie schijnbaar op te krikken; die naburige regio kon rekenen op een wederdienst wanneer de partijtop daar een bezoek zou brengen.
Op papier produceerden bijvoorbeeld de Sovjet-Unie in de jaren dertig (toen in het Westen de Grote Depressie huishield) en de jaren vijftig of Mao’s China in diezelfde jaren vijftig spectaculaire groeicijfers van rond de 10% per jaar. Zij leken het daarmee veel beter te doen dan de Westerse ‘kapitalistische’ landen. Maar waarop waren deze groeicijfers gebaseerd? Op de verzonnen cijfers uit de communistische bureaucratieën zelf! Het verbijsterende is dat deze cijfers in het Westen klakkeloos voor waar werden gehouden.
Westerse fellow travellers
Dat gebeurde deels onder invloed van linkse intellectuelen die massaal tijdens propagandatours door communistische landen trokken en aan het thuisfront precies rapporteerden wat de communistische leiders hen wilden laten zien; ja erger: daarbij ook nog eens bewust zwegen over de rijen voor de winkels en de armoede die tijdens zulke reisjes waarin de intellectuelen werden verwend niet konden worden verborgen.
Vóór de Tweede Wereldoorlog alleen al lieten ongeveer 20.000 Westerse schrijvers zich door Stalins regime in de Sovjet-Unie fêteren, om vervolgens bij thuiskomst in boeken, artikelen en radio-interviews te vertellen hoe geweldig het leven in de Sovjet-Unie wel niet was. Onder hen bevonden zich (om slechts een aantal Engelstalige personen te noemen) de filosoof Bertrand Russell, de econoom Harold Laski, en de schrijvers George Bernard Shaw, Beatrice Webb en Leonard en Virginia Woolf.
De Ierse schrijver George Bernard Shaw verklaarde bijvoorbeeld na zo’n reis in oktober 1931 voor een BBC-microfoon, terwijl miljoenen mensen in de Sovjet-Unie als direct gevolg van de collectivisering van de landbouw aan honger overleden, dat de oogst er was verdubbeld, dat de Sovjet-heersers buitengewoon efficiënt regeerden en dat er voor de armen in het ‘arbeidersparadijs’ hoop en veiligheid heersten als nog nooit ergens was vertoond.
Het echtpaar Webb schreef in die jaren dat er in Oekraïne (waar de hongersnood het zwaarste toesloeg) geweldige oogsten en volle winkels te zien waren. Ja, er waren wel rijen voor de winkels te zien, maar die zouden, zo schreven de Webbs, helemaal niet op tekorten duiden. Toen haar neef Malcolm Muggeridge na zo’n reis door Oekraïne in The Guardian schreef dat de hongersnood daar “The most terrible thing I have ever seen” was, ging tante Beatrice Webb op bezoek bij de Sovjet-ambassadeur Maisky in Londen. Direct daarop verklaarde zij over haar neef: “I realize that he’s got it absolutely wrong.”
Zulke aan de communistische regimes dienstbare verhalen werden door diverse linkse economen en andere would be intellectuelen tot op het einde van het Sovjet-imperium rond gebazuind. De bijna alom gevierde econoom John Kenneth Galbraith (auteur van onder andere The Affluent Society) gaf bijvoorbeeld in 1972 na een reis door maoïstisch China hoog op over Mao’s economische prestaties. En na een reis door de Sovjet-Unie in 1984 schreef hij dat de grote materiële vooruitgang niet enkel uit de statistieken bleek maar ook in de steden goed te zien was. Een blik vanaf de Berlijnse Muur leerde Galbraith: ‘Looking in either direction it really makes no great difference.’
Verkeerde rekenmodellen van de CIA
Ook de Westerse regeringen verkeken zich massaal op de vermeende prestaties van de communistische landen. Dat kwam niet eens vooral door de invloed van de fellow travellers, een verderfelijke invloed die zij mede via het onderwijs uitoefenden. Verbluffend genoeg speelde de CIA na de Tweede Wereldoorlog een hoofdrol in de overschatting van de kracht van de economieën van de Sovjet-Unie, Rood China en andere communistische landen. De Amerikaanse veiligheidsdienst vertrouwde namelijk op de modellen van Abram Bergson, een econoom van joods-Russische origine. Hij had op zich geen sympathie voor het socialisme maar vertrouwde zonder meer dat de productiecijfers die de communistische landen zelf publiceerden de werkelijkheid weergaven.
Met haar uitgebreide inlichtingen-apparaat slaagde de CIA er zo niet in de economische kracht – of eigenlijk zwakte – van de communistische landen naar waarde te schatten. Kleinere inlichtingendiensten van andere Westerse landen sloegen de plank al evenzeer mis, omdat zij niet de capaciteit hadden voor eigen analyses en daarom eenvoudigweg de CIA-cijfers overnamen. Overlopers uit communistische landen die een realistischer beeld van de ‘socialistische economie’ schetsten werden niet geloofd. De paar Westerse wetenschappers die in de loop der jaren vraagtekens plaatsten bij de modellen van Bergson en de CIA werden bewust tegengewerkt, tot aan het blokkeren van hun carrières toe.
Een en ander leidde tot een zware overschatting van de kracht van de economie van de Sovjet-Unie, Maoïstisch China en andere communistische landen en een
enorme onderschatting van wat deze landen aan hun militaire apparaat uitgaven. Men dacht in het Westen, uitgaande van de door de Sovjet-Unie zelf verstrekte cijfers, dat de Sovjet-Unie 3 tot 4% van haar economie aan defensie uitgaf. In werkelijkheid slorpte het militair-industrieel complex van de Sovjet-Unie ongeveer één derde van de economie op; een volstrekt onhoudbare toestand en een hoofdoorzaak dat het Sovjet-imperium eind jaren tachtig ineen zou storten.
Onverschilligheid voor menselijk leed
In Why communism failed passeren vrij veel cijfers, zowel verzonnen cijfers als cijfers uit een poging de werkelijkheid te reconstrueren. Daarnaast verbaast Becker zich er als gezegd over dat er nog altijd zo weinig aandacht is voor waarom een socialistische planeconomie niet kan werken en waarom de schuldigen aan al het menselijk leed dat erdoor veroorzaakt is niet of amper zijn bestraft. Dat harde marxisten in het Westen die zich niet alleen vergisten maar de communistische misdaden botweg ontkenden of zelfs vergoelijkten nog steeds tot leidende posities kunnen doordringen – Becker noemt voormalig Labour-leider Jeremy Corbyn, de Amerikaanse presidentskandidaat bij de Democraten Bernie Sanders en de huidige Duitse Bondskanselier Olaf Scholz (die in de jaren tachtig als Juso-voorzitter nauwe contacten met de DDR-top onderhield, tot omverwerping van het kapitalisme en ondermijning van de Navo opriep) – verbaast en ergert hem duidelijk.
Beckers boek bevat verschillende passages waarin het onnoemelijke lijden van de bevolking onder communistische regimes wordt belicht. Deze feiten zijn niet nieuw maar zij blijven onthutsend door de onmenselijkheid en de volslagen onverschilligheid van de communisten voor al het leed dat zij in naam van hun zogenaamd goede zaak aanrichtten.
Communisme: systemische slavernij
Bij alle hedendaagse aandacht onder invloed van de Woke-activisten voor het slavernij-verleden van sommige Westerse landen anderhalve eeuw of veel langer geleden, is het opmerkelijk dat in al deze verontwaardiging volstrekt voorbij wordt gegaan aan het feit dat veel korter geleden meer dan 2 keer zoveel mensen in de Sovjet-Unie in gevangenissen en kampen aan slavenarbeid zijn gezet: minstens 25 miljoen tegenover 10 à 12 miljoen slaven uit Afrika. In een deel van deze kampen overleed meer dan één derde van de door het communistische regime tot slaaf gemaakten al tijdens het transport of in het eerste jaar van de gevangenschap door de zware arbeid in combinatie met de gebrekkige voeding, hygiëne en afwezige medische voorzieningen. Dat de Goelag na de dood van Stalin sterk werd afgeslankt kwam niet doordat de communistische heersers in eens mededogen hadden gekregen. Zij hadden slechts ontdekt dat het economisch niet rendabel was.
In Rood China was het systeem van slavenkampen – laogai – nog massaler. Daar (denk alleen al aan de Oeigoeren) en in landen als Noord-Korea bestaat het tot op de dag van vandaag. Daar hoor je de Woke-activisten niet over; van de communisten en hun meelopers worden geen excuses of schadevergoedingen gevraagd. Terwijl als er ergens sprake was en is van systemische slavernij, dan is het in ieder geval het meest grootschalig in landen waar communisten de macht uitoefenen
Follow Us!