Boeksignalement door Patrick van Schie
Aan de overzichtswerken over het communisme is afgelopen jaar een fraai boek toegevoegd door de Amerikaanse historicus Sean McMeekin: To overthrow the world. Een passende titel, want communisme betekent niet alleen revolutie – zij het nooit in de vorm van een spontane opstand maar altijd met het geweld van of een staatsgreep of nog vaker militaire verovering – maar ook het daarna volledig op de kop zetten van de normale maatschappelijke verhoudingen. Alle maatschappelijke verbanden worden door communisten wanneer zij aan de macht komen vernietigd, tot aan het gezin toe. Hoe meer de mens namelijk tegenover de almachtige staat hulpeloos in zijn eentje komt te staan, afgesneden van zijn medemensen van wie hij ook niet weet of die te vertrouwen zijn of hem erbij zullen lappen bij het rode regime, des te steviger de communistische partijtop in het zadel zit.
Deel 1 van het boek gaat over communisme in theorie. Een van de elementen die daaruit naar voren springt is dat Karl Marx reeds een onaangename ruziezoeker was. Marx had bovendien helemaal geen vertrouwen in de gewone arbeider als drager van de revolutie. Zijn Russische volgeling Lenin was dan ook niet origineel toen hij een kleine partijelite aanwees als de ‘voorhoede’ van de communistische beweging omdat de arbeiders te ‘dom’ of te kortzichtig waren om hun zogenaamde klasse-belang in te zien. Lenin bouwde simpelweg voort op de weg die door Marx was gewezen.
Net als in zijn boek over de Russische revolutie (gepubliceerd in 2017) wijst McMeekin erop – in deel 2 van zijn jongste boek over communisme in de praktijk – dat alleen al in twee maanden Rode Terreur in de nazomer van 1918, dat wil zeggen binnen één jaar na de machtsgreep in Rusland, de bolsjewieken (zoals de communisten zichzelf toen nog noemden) bijna 15.000 tegenstanders afslachtten en dat dit meer dan twee keer het aantal door het tsaristische regime geëxecuteerden was gedurende de voorgaande eeuw. En dit was nog maar het prille begin van de communistische terreur.
Voordien waren de communisten nadat zij in Rusland de macht hadden gegrepen al op grootschalige rooftocht gegaan. Ironisch genoeg begonnen zij in november 1917 met het breken van een staking, namelijk die van 6.000 bankmedewerkers in Petrograd (voorheen en tegenwoordig St. Petersburg). Daarna, nog maar anderhalve maand na hun machtsgreep roofden zij alle particuliere bankrekeningen van mensen die er meer dan 5.000 roebel op hadden staan. Een week later gingen ook alle kleinere particuliere bankrekeningen eraan. Bankkluizen werden opengebroken en alle inhoud werd geroofd. Wat volgde was een meer algehele ‘nationalisatie’. Niet alleen de grote industrieën maar ook kleine winkels en andere bedrijfjes werden hun eigenaars afhandig gemaakt. Als gevolg hiervan daalde de industriële productie naar in 1920 nog slechts 18% van die in 1913, die van ijzererts tot 2,4%, van katoen naar 5% en van de landbouw naar 40% van het niveau van 1913 (en dit terwijl de collectivisatie van deze sector nog moest beginnen).
Nog altijd denkt menigeen dat de communistische terreur een hoogtepunt bereikte in de tweede helft van de jaren dertig. Maar afgezien van de door de collectivisatie van de landbouw gecreëerde bittere hongersnood, vooral in Oekraïne – de holodomor die ten minste 3 à 4 miljoen gestorven slachtoffers vergde – werden alleen al in de jaren 1928 en 1929 2.687.000 (vermeende) kapitalisten door de geheime politie (de GPU) gearresteerd en naar de Goelag (concentratiekampen) gesleept. Daar werden zij als slavenarbeiders onder erbarmelijke omstandigheden ingezet, wat de meesten niet overleefden.
McMeekin schenkt voorts onder andere aandacht aan de directe gevolgen van het Molotov-Ribbentroppact – het niet-aanvalsverdrag tussen Hitler en Stalin – van 23 augustus 1939 en de geheime clausule waarin de dictators Oost-Europa als buit verdeelden. Zo werden van de 13 miljoen inwoners van het oostelijk deel van Polen, dat aan Stalin was toegewezen, er in de 18 maanden tot Hitlers invasie van de Sovjet-Unie, anderhalf miljoen naar de Goelag afgevoerd. In juni 1940 scheurde de Sovjet-Unie, overeenkomstig de geheime clausule, Moldavië af van Roemenië. Van de 3,7 miljoen inwoners werden in een half jaar tijd 300.000 naar de Goelag-kampen afgevoerd.
Na de Tweede Wereldoorlog, die aan het oostfront niet dankzij Stalin en de communisten maar ondanks hen door de gewone soldaten werd gewonnen, verdwenen nog veel meer Midden- en Oost-Europese landen achter het IJzeren Gordijn. Overal werden communistische marionettenregimes geïnstalleerd; nergens werden andere politieke partijen geduld behalve voor een korte overgangsperiode. Ongeacht de mate waarin zo’n land reeds onder de Duitse bezetting had geleden of hoeveel, dan wel hoe weinig, aanhang de communisten onder de kiezers hadden, overal vond grootschalige communistische onderdrukking plaats. Dit zowel in termen van menselijke vervolging en lijden als van grootschalige roofpartijen. Uit Polen bijvoorbeeld, dat zelf zwaar onder de Duitse bezetting had geleden, werden ‘herstelbetalingen’ in de vorm van 211.500 treinwagons aan door de Russen gestolen materiaal afgevoerd.
Nog veel gruwelijker was natuurlijk het afvoeren van burgers. Uit Roemenië werden 420.000 mensen naar de kampen van de Goelag gedeporteerd, uit Hongarije 600.000. In Bulgarije ging de ‘bevrijding’ door het Rode Leger gepaard met tussen de 25.000 en 30.000 geëxecuteerde of ‘vermiste’ personen in slechts twee weken tijd. De Bulgaarse communisten richtten vervolgens 88 kampen voor dwangarbeiders in, waar 184.000 ‘politiek gevaarlijke’ elementen slavenarbeid moesten verrichten, van ambtenaren van het bewind van de verdreven Bulgaarse koning tot aan orthodoxe geestelijken.
Zelfs zulke aantallen verbleken bij de immense moordpartijen die de communisten in Mao’s China of in Cambodja onder de Rode Khmer aanrichtten. In dat laatste land werd in vier jaar tijd (tussen 1975 en 1979) een vijfde tot een derde van de bevolking uitgemoord. Het dragen van een bril of het bezit van een boek kon al een reden voor executie zijn, omdat het volgens de Rode Khmer zou duiden op een ‘bourgeois’ achtergrond. Maar ook wanneer een man en een vrouw elkaar nog even wilden vasthouden voordat zij gescheiden zouden worden afgevoerd om onder de primitiefste omstandigheden op het land te werken, werden zij vanwege deze aanraking vermoord. In deze communistische heilstaat mochten mensen namelijk niet van elkaar houden, dat was ‘burgerlijk’, maar zij dienden hun liefde te betuigen aan de partij en aan de partijleider.
McMeekin biedt in zijn boek een goed overzicht van vormen en fasen van onderdrukking onder communistische regimes, in de Sovjet-Unie en Europa én in andere delen van de wereld. Hij beschrijft ook de val van de communistische regimes in het Sovjet-imperium, en hoe Deng Xiaoping in China bij al zijn economische hervormingen in 1989 duidelijk maakte dat de communisten daar letterlijk over lijken gingen om hun politieke alleenheerschappij te behouden.
Overzichtswerken over het communisme gaan vaak over ‘the rise and fall’. McMeekin voegt daar in zijn ondertitel ‘and rise’ aan toe. Dat slaat niet alleen op het overleven van communistische regimes in landen als China, Noord-Korea, Vietnam, Laos en Cuba of de vestiging van het communistisch onderdrukkend bewind door de Sandinisten in Nicaragua, die ooit door linkse westerlingen werden bejubeld maar waar zij nu over zwijgen. Het slaat evenzeer op het gemak waarmee in Westerse landen burgerlijke vrijheden opzij werden geschoven tijdens de corona-crisis. Feitelijk kopieerden veel Westerse landen daarmee het model van China. Toch werkt de auteur dit onvoldoende uit. Onder de tweede ‘rise’ van het communisme zou zeker ook de georkestreerde aanval vanuit extreem-linkse kringen op de Westerse waarden, onze geschiedenis en het economische vrije markt-stelsel (‘kapitalisme’) moeten worden geschaard. Dit blijft in het boek onbenoemd.
Wat de overgebleven communistische regimes bij alle verschillen die er ook zijn gemeen hebben met hun voorgangers tot aan de eerste communistische staat, de Sovjet-Unie, toe wordt in het vlot leesbare boek door McMeekin als volgt omschreven: ‘heerschappij door een één-partijdictatuur die geen wettelijke oppositiepartijen duldt, welke de hele economie wil sturen en controleren, die de hele samenleving met alomvattende wetten en regels overwoekert, en die mensen in wier naam wordt geregeerd minutieus koeioneert, volgt en controleert.’
Zelf zou ik willen toevoegen: het bovenstaande geldt voor een meerderheid aan onderdanen in de meer milde vormen van communistische heerschappij. Voor talloze anderen was en is het allemaal nog veel erger: zij werden beroofd en losgescheurd van hun geliefden, dienden onder de zwaarste omstandigheden slavenarbeid te verrichten, werden afgebeuld in werkkampen, zijn gemarteld door de beulen van de geheime dienst, kwijnden weg in benauwde en bedompte gevangeniscellen en/of zijn op de meest gruwelijke wijzen vermoord. En helaas is dit in de huidige communistische staten nog lang geen verleden tijd.


Follow Us!