Een Poolse vrouw als gevangene in communistisch Rusland

Signalement van: Barbara Skarga, Na de bevrijding. Aantekeningen over de goelag, 1944-1956 (Amsterdam, 2022) ISBN 9789403107226; 432 pp., € 34,99

door Patrick van Schie

In mei blikken Nederland en Europa steevast terug op het einde van de Tweede Wereldoorlog. Eerst de verhalen over de verschrikkingen van de tijd onder het nationaal-socialisme, gevolgd door de vreugde over de bevrijding in 1945: op 5 mei in (heel) Nederland, de dag van de Duitse capitulatie in Wageningen, op 8 mei in heel Europa, Victory in Europe (VE)-day.

            Bij bevrijding denkt iedereen in West-Europa aan feestvierende menigten, en aan het herstel van burgerlijke vrijheden en democratie. In de voormalige satellietstaten van Midden- en Oost-Europa heeft ‘bevrijding’ een heel andere connotatie: eerst kwamen de soldaten van het Rode leger met hun talloze verkrachtingen en plunderingen, daarna volgde de onderdrukking door de Sovjet-Unie en haar communistische marionetten die vele malen langer duurde dan de Duitse bezettingstijd en die minstens zo wreed was.

            Barbara Skarga is een in haar eigen land, in Polen, beroemde twintigste-eeuwse filosofe. Onlangs verscheen een vertaling in het Nederlands van een van haar boeken, niet van een filosofisch werk maar van haar herinneringen aan de na-oorlogse tijd. Die tijd bracht haar geen vrijheid maar twaalf jaar gevangenschap: eerst in een gevangenis in Vilnius (Litouwen), vervolgens tien jaar in verschillende kampen van de Goelag (dat waren concentratiekampen in de Sovjet-Unie), en na haar ‘vrijlating’ daaruit nog eens anderhalf jaar gedwongen verblijf in een kolchoze (een gecollectiviseerde boerderij) in het verre oosten van Siberië. Het is een huiveringwekkend verslag van hoe onmenselijk het Russische communisme in de praktijk uitpakte.

Skarga’s ‘misdaad’: lid van het niet-communistische verzet tegen de Duitsers

Barbara Skarga werd gestraft voor het feit dat zij geen lid was van het (minuscule) communistische verzet tegen de Duitse bezetters maar van de grote, niet-communistische Pools-nationalistische AK. De Sovjet-Unie bestempelde dat tot ‘fascistisch’, hoewel de AK fel tegen de Duitse bezetters streed reeds toen de Sovjet-Unie nog bondgenoot van Hitler-Duitsland was (dat duurde tot 22 juni 1941). Het is een tactiek die Poetin overigens nog steeds toepast op alles wat zijn regime in de weg staat, zoals nu de Oekraïners die zich verzetten tegen de Russische invasie in hun land. Zij kreeg ook te horen ‘onvaderlandslievend’ te zijn omdat zij niet van de Sovjet-Unie hield, hoewel niet dát land maar Polen haar vaderland was.

Skarga belandde na haar arrestatie met vele andere om allerlei ‘vergrijpen’ opgepakte vrouwen in een kleine overbevolkte cel in Vilnius. Zij vertelt over het strenge gevangenisregime, over het totale gebrek aan privacy (ook als de behoeften moesten worden gedaan) en aan basale hygiëne en al het andere lijden dat ermee gepaard ging. Sommige vrouwen werden geslagen om hen tot (volkomen verzonnen) bekentenissen te dwingen. Maar de meest toegepaste martelmethode was: slaapgebrek. Alle opgesloten vrouwen leden daar sowieso reeds aan omdat de cel zo vol zat dat je tegen de bezwete lichamen van mede-gevangenen aan moest liggen maar ook omdat de felle lampen in de cel nooit uit gingen. Bedden of dekens waren er niet, men lag op de koude, vochtige en keiharde grond of op houten britsen zonder matras en zonder dekens of iets dat daarop leek.

Enkele vrouwen werden bovendien steeds achtereenvolgende nachten uit de cel gehaald om te worden verhoord. Zij konden dan 4 of 5 dagen achtereen geen moment slapen, wat naast bijvoorbeeld hallucinaties tot gevolg had dat men vaak alles (aan vermeende ‘vergrijpen’) wilde tekenen om maar aan een beetje slaap toe te komen. Overigens had men in Vilnius nog het ‘geluk’, schrijft Skarga, dat er een tekort aan NKVD-agenten heerste [de NKVD was de voorloper van de KGB]. Daardoor waren er per gevangene soms maar twee NKVD-agenten beschikbaar voor het verhoor, anders dan in Moskou waar er 4 of 5 agenten waren om een gevangene te verhoren (lees te intimideren en te bedreigen). Die twee, die elkaar maar weinig konden aflossen, vielen soms zelf in slaap, wat het dan voor een gevangene mogelijk maakte een uurtje in slaap te vallen. Dat ene uurtje na dagen zonder slaap voelde bijna aan alsof men een nacht slaap had kunnen inhalen.

Verblijf in de Goelag

Vroeg of laat kwam de veroordeling, natuurlijk zonder een eerlijk proces. Het vonnis stond ook bij voorbaat vast; de rechters lazen de in Moskou opgestelde ‘straf’ voor. Skarga werd vanwege haar lidmaatschap van de AK tot tien jaar dwangarbeid in de Goelag veroordeeld, het uitgebreide stelsel van strafkampen in de Sovjet-Unie. Ze heeft er in die tien jaar een aantal gezien, waarvan een gelegen in het bloedhete (maar s-nachts ook ijskoude) Kazachstan in de verlaten steppe, en de meeste in Siberië, waar twintig graden vorst als ‘mild’ gold maar dat in de zomer vergeven was van de muggen.

            Skarga beschrijft het allemaal scherp en indringend. Haar aantekeningen, gemaakt in de vroege jaren tachtig, vormen geen leesvoer voor teerhartige zielen, maar geven wel goed aan hoe zwaar en hoe gruwelijk het bestaan in de goelag was. Dat verblijf in de goelag volgde op of werd onderbroken door een al minstens zo mensonterend transport in veewagens, opnieuw vol opeengepakte gevangenen die in volstrekte onzekerheid verkeerden wat hen nu weer te wachten stond.

            Skarga verhaalt over haar eigen ervaringen en lijdensweg, en daarnaast over haar waarnemingen en geregeld over de  verhalen van andere gevangenen, juist ook van enkelen die het niet overleefden. En dat waren er velen, want wie eenmaal verzwakte – door ziektes, te zware werkzaamheden gedurende 11 uren per dag in de bittere kou (dat is exclusief de tijd om van het kamp naar de werkplek en terug te komen) en bar slecht voedsel dat veel te weinig calorieën bevatte – kwam veelal in een niet te keren spiraal terecht naar beneden, naar de dood. Zo iemand werd overigens bij dat einde niet als overleden maar als ‘vertrokken’ in het systeem gezet.

            Wie meer (afschuwelijke) details wil weten, leze het boek. Een indicatie voor de hel die de goelag vormde levert Skarga’s verslag uit de tijd dat zij in een ziekenboeg van een der kampen werkzaam was. Die ziekenboeg werd door de gevangenen als een ‘paradijs’ ervaren, niet omdat er bekwame artsen waren (die waren er zelden) of de juiste medicijnen (die waren er al evenmin), maar omdat daar bedden waren waarin de zieke alleen kon liggen en omdat er als verpleger aangestelde gevangenen werkten die zowaar af en toe blijk gaven van een vriendelijk woord of gebaar, wat in de rest van het kamp volstrekt afwezig was. Zo gewild was de ziekenboeg dat gevangenen zichzelf ernstige verwondingen toebrachten, liefst die een zweer opleverden omdat je dan vanzelf hoge koortsen kreeg, eigenlijk de enige reden die vrijstelling (voor even) van zware werkzaamheden opleverde. Dat men daarbij geregeld dusdanig ernstig verzwakte dat de dood enkele weken later volgde, was een risico dat deze gevangenen maar al te graag ‘op de koop’ toe namen. En het was niet een enkeling die zo handelde, dit was schering en inslag.

De misdaad van zelfstandig te denken

Skarga’s beschrijving van het ‘bestaan’ – want zij wil de schemertoestand tussen vrijheid en de dood geen leven noemen – in de gevangenis, in de Goelag en in de kolchoze in Siberië -geeft goed zicht op de werkelijkheid van het ‘reëel bestaande socialisme’, zoals communisten hun systeem zelf plachten aan te duiden. Zij merkte ook hoezeer de mentaliteit van de Russen – gevangenen, kampbewaarders en later de gewone Russen die zij in de kolchoze treft – verschilt van diegenen die uit landen komen die deel hebben uitgemaakt van de Europese cultuur: Balten, Polen, et cetera.

De Russen zijn overal slaafs. Zij vragen niet, zij geven geen blijk van enig verzet; dat de partij aangeeft dat iets zo en zo moet is voor hen genoeg. Skarga vroeg meer dan eens aan een Rus wat hij of zij van iets vond. Het antwoord luidde dan welhaast automatisch: “Dat is moeilijk te zeggen, er is nog niets over deze kwestie in de Pravda [de partijkrant in de Sovjet-Unie] geschreven.” Van eigen gedachten gaven de Russen geen blijk. Skarga schrijft: ‘Een van mijn verhoorders zei me ooit: “Mevrouw, u denkt op een onafhankelijke manier. Alleen daarom al zou u achter slot en grendel moeten zitten”.’

            Zo geeft Skarga in diverse passages ook een treffende omschrijving aan het communistische systeem. Met een daarvan sluit ik af. Het communisme is een ‘monsterlijk mechanisme […] dat elke mens brak die niet kon, niet in staat was, of niet bereid was om de randen van het eigen zijn zo te polijsten dat hij toch maar in het systeem zou passen. Het is een feit dat die machinerie iedereen brak, zij die er deel van uitmaakten en zij die ertegenover stonden, de vrije evenzeer als de gevangene. Lichamen en, erger nog, karakters werden gebroken. De verbeelding werd lamgelegd, denkbeelden werden gesmoord, hersenen werden gespoeld. Mensen verloren hun gevoel van waardigheid en van innerlijke vrijheid. Mensen moesten leren denken in voorgekauwde formules en veranderden in uniform geklede marionetten.’