De eerste grote volksopstand tegen communistische onderdrukking in Midden-/Oost-Europa
door Patrick van Schie
Tussen 1954 en 1990 was 17 juni in West-Duitsland de Tag der deutsche Einheit, die nadien op 3 oktober – de dag van de hereniging – wordt gevierd. De West-Duitsers herdachten hiermee tot 1990 dat op 17 juni 1953, nu zeventig jaar geleden, arbeiders in de oostelijke Sovjet-bezettingszone, de DDR, massaal in opstand kwamen tegen het communistische regime. Het was de eerste grote volksopstand tegen het communisme in een van de satellietstaten die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog door de Sovjet-Unie werden bezet. De opstand werd bloedig de kop ingedrukt door tanks van het Rode Leger.
De aanloop
Net als in de andere satellietstaten in Midden- en Oost-Europa werd de door het Rode Leger bezette ‘oostzone’ van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog snel ‘gelijkgeschakeld’, dat wil zeggen aan communistische alleenheerschappij onderworpen met alle bijbehorende terreur en een rigide economisch plansysteem. In 1949 werd de ‘Deutsche Demokratische Republik’ (DDR) opgericht. Als marionetten van Moskou maakten formeel de leiders van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) er de dienst uit, voor de buitenwereld een fusiepartij van communisten en sociaal-democraten al was het in werkelijkheid een door en door communistische partij. De DDR was een ‘volksrepubliek’, communistisch jargon voor een dictatuur waarin de bevolking niets en de partijleiding alles te zeggen had.
Na Stalins dood op 5 maart 1953 werden de teugels in Moskou enigszins gevierd; zo níet in de DDR. Op 20 april besloot de SED-leiding de prijzen te verhogen van levensmiddelen die slechts op rantsoen waren te verkrijgen. Ruim een maand later, op 28 mei, volgde het besluit dat de productienormen met 10,3% werden verhoogd, oftewel: de arbeiders moesten langer werken. Tezamen kwamen deze maatregelen neer op een verlaging van het uurloon met 25-30%!
Dit was zelfs de leiders van de Sovjet-Unie te gortig. De Oost-Duitse partijleider Walter Ulbricht en DDR-premier Otto Grotewohl werden samen met de chef ideologie van de SED van 2 tot 4 juni naar Moskou ontboden waar zij te horen kregen dat ze hervormingen dienden door te voeren. Deze werden op 11 juni bekend gemaakt en omvatten onder meer reisversoepelingen naar de ‘westzones’ (West-Duitsland), herziening van enkele vonnissen uit de voorgaande jaren, stopzetting van de Kirchenkampf (de ondermijning van de Evangelische kerk) en van de zuivering van onderwijspersoneel, een halt aan de collectivisering van de landbouw en een verschuiving in de productie van de zware industrie naar consumptiegoederen.
De bevolking in de DDR reageerde sceptisch op de plotselinge hervormingszin van de partij, die de SED-leiders ook in het Kremlin was opgedrongen. Bovendien ontbrak in de aangekondigde maatregelen een herroeping van de aangekondigde arbeidsnormen. Terwijl in Bulgarije (bij Plovdiv) begin mei al stakingen waren uitgebroken en daarna dichterbij in Tsjechoslowakije ongeveer 360.000 arbeiders in Plzen en andere steden in staking gingen, sloeg in juni de vlam in de DDR-pan.
De eisen van de arbeiders en de opstand
Op vrijdag 12 juni 1953 brak de eerste staking uit in de DDR (een middel dat verboden was in de zogenaamde ‘arbeidersrepubliek’). Op maandag 15 juni legden bouwvakkers die werkten aan de bouw van een ziekenhuis het Oost-Berlijnse Friedrichshain het werk neer. De volgende dag deden honderden bouwvakkers van arbeidersflats aan de Stalinallee in het centrum dit. De groep stakers zwol nu snel aan en de stakingen en protesten spreidden zich over het hele land. In een mum van tijd werd in 600 fabrieken gestaakt.
Op woensdag 17 juni trokken de arbeiders in Oost-Berlijn naar de regeringsgebouwen. Hun aanvankelijke leus ‘Nieder mit den Normen!’ werd algauw vervangen door ‘Wir fordern freie, geheime Wahlen’ en de roep om het aftreden van Ulbricht en Grotewohl. De economische onrust was in een politieke opstand tegen het communisme veranderd.
De communistische leiders reageerden zoals gebruikelijk. Het plaatsvervangend hoofd van de officiële vakbond, een zetbaas van het regime, noemde kritiek op de arbeidsnormen ‘een aanval op de belangen van de arbeiders’. Minister-president Grotewohl zei dat ‘fascistische agenten uit het Westen’ achter de stakingen zaten. Maar de DDR-leiders hadden de zaak niet langer in de hand en vluchtten naar een oord dat door militairen uit de Sovjet-Unie werd bewaakt.
Op verschillende plaatsen in het land werden partijkantoren van de SED aangevallen. De rode vlag werd van de Brandenburger Tor gehaald en een Duitse plus een Berlijnse vlag werden in plaats daarvan gehesen. In 14 steden slaagden de opstandelingen erin het stadhuis te veroveren, en ook twee gebouwen van de veiligheidsdienst raakten in hun handen. In de stad Halle werd een gevangenis bestormd; 251 gevangenen werden bevrijd. Het regime riep in meer dan 80% van alle (217) Oost-Duitse districten de noodtoestand uit.
De communistische leiders in de Sovjet-Unie trokken de avond daarvoor al de conclusie dat het Oost-Duitse regime ineen dreigde te storten en dat ingrijpen noodzakelijk was. In de late ochtend van de 17e juni verschenen enkele honderden Sovjet-tanks in de straten van Oost-Berlijn. Kort na het middaguur openden ze het vuur op de opstandelingen, wier getal in de Oost-Duitse hoofdstad tot ongeveer 150.000 was gegroeid. In heel het land namen waarschijnlijk ruim 1 miljoen mensen – mannen, vrouwen en kinderen – aan de protesten deel (de schattingen lopen overigens vrij sterk uiteen, van 400.000 tot anderhalf miljoen), verspreid over 550 à 700 steden.
Repressie en nasleep
Op verschillende plaatsen bekogelden de betogers de tanks met stenen, een wanhoopsdaad die natuurlijk niets uithaalde. In de gevechten doodden de ongeveer 20.000 ingezette Sovjet-soldaten, geholpen door 8.000 man van de kasernierte Volkspolizei, naar schatting tussen de 300 en 400 burgers. Er vonden zo’n 15.000 arrestaties plaats. Voor zover bekend volgden ten minste 1526 vonnissen, waaronder twee maal de doodstraf, drie maal levenslang, terwijl de rest gevangenisstraffen tot aan vijftien jaar kreeg opgelegd.
De Oost-Duitse partijleider Ulbricht, wiens positie voor de opstand nog wankelde, kwam weer stevig in het zadel te zitten en kreeg op 30 juni, zijn 60e verjaardag, de eretitel ‘Held van de Arbeid’ toegekend. In het Kremlin vormde de opstand in de DDR de aanleiding voor secretaris-generaal Chroesjtsjov en zijn medestanders om met Beria af te rekenen, die de hervormingskoers had ingezet en aan de DDR-leiding had opgedrongen. Beria, die jarenlang chef van de voorloper van de KGB was geweest, werd een half jaar later geëxecuteerd.
Onder de 32.000 vluchtelingen die in de maand juni 1953 vanuit de DDR naar het Westen trokken (de Muur was nog niet opgericht) bevonden zich zeker 336 Vopo’s. Het regime trok intussen de teugels weer strak aan. Onder druk van het Kremlin had de SED in de dagen vóór de opstand moeten toegeven fouten te hebben gemaakt. Dat zou de SED gedurende de rest van haar heerschappij over de DDR nooit meer doen. De volgende keer dat de Oost-Duitse communisten van de Sovjet-leiding (Gorbatsjov) te horen kregen dat ze moesten hervormen, in oktober 1989, was hun regime niet meer te redden. Zonder het geweld van Sovjet-tanks was de macht van de communisten immers nergens op gebaseerd.
video: https://www.bundesfinanzministerium.de/Content/DE/Video/Geschichte/volksaufstand/volksaufstand.html
Foto: wikipedia: Russische IS-2-tank in de straten van Leipzig, juni 1953
Bundesarchiv, B 285 Bild-14676 / Onbekend / CC-BY-SA 3.0, https://nl.wikipedia.org/wiki/Volksopstand_in_de_DDR_(1953)#/media/Bestand:Bundesarchiv_Bild_175-14676,_Leipzig,_Reichsgericht,_russischer_Panzer.jpg
Follow Us!