11 november, Poolse Onafhankelijkheidsdag onder het communisme

door Beata Bruggeman- Sekowska

 

Op 11 november 1918 nam Józef Pilsudski (het staatshoofd van Polen) het gezag over het Poolse leger over van de regentenraad (een onafhankelijk tijdelijks hoogste gezag in het gedeelde Polen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog). Hij werd benoemd tot opperbevelhebber. Polen herwon na 123 jaar de onafhankelijkheid. In 1937 werd 11 november een officiële feestdag. Maar het werd als zodanig slechts twee jaar gevierd.

 

Onafhankelijkheidsdag onder de Duitse nazi- en onder de communistische onderdrukking

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het onder de Duitse bezetting strikt verboden de Poolse Onafhankelijkheidsdag te vieren. Dit gold evenzeer voor de communistische onderdrukkers daarna die probeerden de verjaardag van het herwinnen van de Poolse onafhankelijkheid uit het openbare geheugen te wissen. In 1945 schafte de Nationale Raad (in het Pools: Krajowa Rada Narodowa), opgezet door de communisten met de pretentie een Pools parlement te zijn, de verjaardag van 11 november af. Bijna 45 jaar lang werd in plaats daarvan de ‘Nationale dag van de wedergeboorte van Polen’ (in het Pools: Narodowe Swieto Odrodzenia Polski) gevierd, welk op 22 juli werd vastgesteld. Dit was de dag waarop het enige “wettige” gezag over Polen onder het communistische regime was uitgeroepen: Het Poolse Comité van Nationale Bevrijding (in het Pools: Polski Komitet Wyzwolenia Narodowego PWKN). Maar deze datum was niet juist. PWKN was de dag ervoor uitgeroepen, op 21 juli, en niet in Polen maar in Moskou. Bovendien trachtten de communisten de 11e november te overschaduwen met de verjaardagen van de bolsjewistische (Oktober)revolutie van 1917 [in Rusland]. Die viel immers een paar dagen eerder.

De communistische propaganda benadrukte dat de Oktoberrevolutie van beslissende invloed was op de reconstructie van de Poolse staat, wat volsagen onzinnig was omdat de Polen die eraan meededen, zoals Felix Dzjerzjinski  (in het Polls: Felix Dzierzynski) en Julian Marchlewski geen onafhankelijk Polen nastreefden maar een Poolse Sovjet-republiek. Eerstgenoemde was overigens de architect van de Rode Terreur en van de Kozakisatie. Hij leidde de eerste twee geheime politie-organisaties van de Sovjet-Unie, de Tsjeka en de OGPU. Laatstgenoemde was tijdens de Pools-Sovjetische oorlog in juli 1920 tot voorzitter van het Poolse Voorlopige Revolutionaire Comité benoemd (in het Pools: Tymczasowy Komitet Rewolucyjny Polski). Indien de communisten deze oorlog hadden gewonnen, zou hij daardoor de communistische regering in Polen zijn gaan leiden.

 

De Poolse kerk en de vieringen van 11 november door de oppositie

De Poolse kerk speelde en belangrijke rol bij het levend houden van de herinnering aan de Poolse Onafhankelijkheidsdag. Kerken in heel Polen hielden die dag speciale missen. De metropoliet van Krakow, kardinaal Karol Wojtyla, later bekend als paus Johannes Paulus II, was bijzonder geïnteresseerd in het cultiveren van de herinnering aan de verboden feestdag. Rond 1980 werd de Vereniging van Poolse Legionairs (in het Pools: Zwiazek Legionistow Polskich; bestaande uit veteranen van Pilsudski’s legioenen) achter de schermen tot leven gewekt in Krakow. Haar leden vierden elk jaar 11 november, onder bescherming van de kerk en met steun van Wojtyla.

De viering van de 60e verjaardag van het herwinnen van de onafhankelijkheid, georganiseerd door activisten van de Beweging tot verdediging van Mensen- en Burgerrechten en het Comité tot Sociale Zelfverdediging KOR ( In het Pools: Ruchu Obrony Praw Czlowieka i Obywatela en Komitet Samoobrony Spolecznej KOR) bereikte de geschiedenisboeken Op 11 november 1978 liep een groep van tweeduizend leden door de straten van Warschau naar het Graf van de Onbekende Soldaat.

 

Communistische restricties

Op 11 november 1979 werd, net als een jaar eerder, een mis gehouden in de St. Jans aartsbisschoppelijke kathedraal in Warschau, waarna de deelnemers door de straten van de stad naar het Graf van de Onbekende Soldaat liepen. Er werden redevoeringen voor de verzamelde menigte gehouden door oppositionele Wojciech Ziembinski (een veteraan van de Poolse Gewapende Strijdkrachten – hij was de man die de onafhankelijke Onafhankelijkheidsdag-herdenkingen in de Poolse Volksrepubliek organiseerde), Andrzej Czuma, Jan Janowski, Bronislaw Komorowski en Nina Milewska. Dit keer besloten de autoriteiten in de Poolse Volksrepubliek krachtiger te reageren.

OP 10 december veroordeelde het Comité voor Wangedragingen vier van de genoemde oppositionele tot gevangenisstraffen van 1 tot 3 maanden (Milewska werd door de veiligheidsdiensten niet geïdentificeerd). Na hoger beroep werden de vonnissen op 22 januari 1980 door rechter Andrzej Kryze bevestigd. Naar zijn oordeel hadden de beschuldigden “demonstratief minachting getoond voor de Poolse natie door zich te verachtelijk gedragen en met gebrek aan respect op een bijzondere plaats van verering door de Polen – het Graf van de Onbekende Soldaat – een symbool van diegenen die stierven in het gevecht ter herwinning van de onafhankelijkheid, door onder andere de beschuldiging te uiten dat de natie niet vrij en onafhankelijk is.”

In de jaren tachtig, na de oprichting van de Solidariteitsbeweging (in het Pools: Solidarnosc) probeerden de autoriteiten onafhankelijke vieringen te tolereren maar ze bleven illegaal en eindigden vaak in botsingen met de communistische politie, de milicja. Alleen al in Gdansk namen 20.000 mensen deel aan de mis in de St. Maria-basiliek, dit volgens de gegevens van de veiligheidsdiensten.

In Warschau volgden de herdenkingen van Solidariteit eenzelfde patroon als in de voorgaande jaren maar ze werden drukker bezocht. Vergeleken met 1979 was het aantal deelnemers meer dan verdrievoudigd. Volgens de gegevens van het ministerie van Binnenlandse Zaken vonden er vieringen in tal van Poolse steden plaats, waaronder Krakow, Lodz, Radom, Rzeszow, Szczecin, Wroclaw, Bialystok, Tarnow, Suwalki en Kalisz.

Een record aantal deelnemers kenden de onafhankelijke vieringen georganiseerd door Solidariteit op 11 november 1981. Volgens Binnenlandse Zaken kwamen op 31 plaatsen in totaal 100.000 mensen bijeen. De regering trachtte nu ook publiek vertrouwen terug te winnen door zelf officiële vieringen te organiseren. Henryk Jablonski, voorzitter van de Raad van State (in het Pools: Rada Panstwa) legde bloemen bij het Graf van de Onbekende Soldaat in Warschau.

Ook in de daaropvolgende jaren organiseerde de oppositie vieringen van 11 november waarbij zij botste met de militia. Tijdens de formeel illegale vieringen van de 70e verjaardag van 11 november in 1988 werden de deelnemers in Katowice, Gdansk en Poznan aangevallen door de ZOMO (in het Pools: Zmotoryzowane Odwody Milicji Obywatelskiej; gemotoriseerde reserves van de burgermilitie die na de opstanden in 1956 waren opgericht om elke vorm van protest tegen het communistische regime uiteen te slaan) en officieren van de SB (in het Pools: Sluzba Bezpieczenstwa; de veiligheidsdienst die tussen 1956 en 1990 onder het ministerie van Binnenlandse Zaken viel).

 

Officiële erkenning

In 1989 herwon 11 november zijn status als publieke feestdag. Een wet van de Sejm stelde deze dag in als “plechtige Nationale Onafhankelijkheidsdag”, waarin men niet hoefde te werken. In de preambule van de wet stond: “Ter herdenking aan het herwinnen van een onafhankelijk staat door de Poolse natie en aan het gevecht van generaties Polen voor vrijheid en onafhankelijkheid.”

 

Afbeelding: Graf van de Onbekende Soldaat © Central and Eastern Europe Center www.communications-unlimited.nl